Weeshuis
Uit het weeshuis archief
zijn
alleen die stukken opgenomen die in verband staan met Johannes Pieter Staneke,
in de tekst is niets veranderd, het is zo oorspronkelijk mogelijk weergegeven
om niets aan de tekst af te doen.
INDEX.
13
April 1763, folio 26 v.
Rapport en Resolutie weegens het
laat te huijs koomen der jongens.
18
en 19 April 1763, folio 27 v tot 37.
Rapport, verbaal en Resolutie
weegens zeeker oproer en moedwil in 't W.H., ter zaake der Laastgem: resolutie
met het verhandelde desweegens bij Heeren Burgemeesteren, en de executie en
uitsetting van 25 weesjongens.
27 April 1763, folio 37 tot 38
v.
Resolutie, ten opsigte der
uijtgaande weesjongens wegens het gemelde oproer.
13
Juli 1763, folio 41.
Johannes
Staneke.
Wiggert Gerritsz.
Jan Altena.
en Dirk Jansz.
Alle ter gelegenheid van het
voorgemelde oproer uijt het weeshuijs gezet geaccordeert ieder een pak swarten
kleederen.
20
Juli 1763, folio 41 v.
Dezelven daarvan kennis gegeven.
Woensdag den 13~ April Aº 1763.
Ordres vergadering.
Pras: de Heeren Lijnslager, Presidt.
Berewout, Guillot en van Royen.
Den Heer President Lijnslager
heeft ter vergadering gerapporteerd.
Dat nietteegenstaande de
dikwijls herhaalde order en nog onlangs door het volle collegie, zoo serieus
gegeevene recommandatie op de eetzaal aan alle de Weesjongens, om naamentlijk
des avonds terbekwaamer tijd voor het Luijden der Eetensklok (zijnde thans ten
agt uuren) te huijs te zijn, op poene van straf voor hunne ongehoorsaamheijd,
zijn Ed: egter was te vooren gekoomen en door den Schoolmeester Bergman
gerapporteerd, dat veele der grootste Weesjongens, in plaats van hun daar aan
te onderwerpen, niet alleen bij continuatie des avonds naa het Eeten te huijs
kwaamen, maar zelvs dat sommige hun niet ontsaagen, om des avonds ten half
tien of ook nog laater te huijs te koomen, zonder dat dan gemelde
Schoolmeester Bergman, die ongereegeldheijd tot nog toe had kunnen
verhinderen.
Dat zijn Ed: daarop aan den
Schoolmeester Bergman had gelast, om zoodaanige jongens, welke hun in het
vervolg en bij aanhouding daaraan schuldig maakten, bij provisie des Zondags
uijt de Kerk koomende, zonder eeten op het school te sluijten en tot desavonds
daarop te houden, ter tijd en wijlen daar over bij het collegie naader zoude
zijn geresolveerd, gelijk dan ook gemelde Schoolmeester zijn Ed: naader had
berigt, dat op laastleeden Zondag, ses zulken ongehoorsaame Weesjongens, die
straf hadden ondergaan.
Waarop den Heer Lijnslager door
de vergadering is bedankt, en wijders den Schoolmeester Bergman is aangesegt,
om bij provisie met de gemelde straf te continueeren, en van tijd tot tijd des
weegens rapport te geeven.
Maandag den 18~ April Aº 1763.
extra ordres vergadering.
Pras: de Heeren Lijnslager, Presidt.
Berewout, Guillot en van Royen.
Den Heer President Lijnslager
heeft ter vergadering gerapporteerd.
Dat zijn Ed: op gisterenmorgen
omtrend neegen, door den Boekhouder de Bruijn, met een briefje was
geinformeerd geworden, dat dien morgen voor kerktijd bij hem was geweest den
Schoolmeester Bergman, bezigten dat aan hem van ter zijde was ter ooren
gekoomen, hoe eenige groote Weesjongens, die ingevolge de bij den Laaste
vergadering gegeevene order, tot straf voor hun ontijdige te huijs koomen, bij
zij terug komst uit de kerk, op het school zouden moeten werden geslooten, hun
niet hadden ontsien, om aan andere Weesjongens te zeggen, dat sij hun dit niet
zouden laaten doen, maar hun daarteegen stellen, waar om hij schoolmeester,
als nu door de ziekte van den ondermeester geen de minste adsistentie
hebbende, vreesde, dat hij bij het uitvoeren van de gemelde order, de tijd van
eeten en het houden der cathegisaties in verwarring mogt gedraagen;
Dat daar op den Boekhouder de
Bruijn, aan gemelde schoolmeester wel had gerecommandeert, zijne ontvangene
order precies uijt tevoeren, en om zooveel moogelijk alle verwarring voor te
koomen, den Portier Sluijter, tot zijne adsistentie te vragen, dog egter had
gemeend den Heer Lijnslager, daar van kennis te moeten geeven.
Dat zijn Ed: zig daar op voor
het uijtgaan der kerk naa het Weeshuijs, en aldaar op het oude comptoir bij
den Boekhouder de Bruijn begeeven hebbende, als toen van verre bij de
schoorsteen staande heeft gesien, dat zeekere groote Weesjonge (genaamt Albert
Spelt) staande op dien tijd op de galderij voor zijn gereedsschapskasje, zig
teegens den Schoolmeester Bergman te weer stelde, zijn rotting vasthield, en
hem die uijt de hand zogt te wringen.
Dat zijn Ed: zig alstoen aan de
glaasen vertoond en een raam opgeschoven hebbende, aan den Schoolmeester
Bergman heeft toegeroepen, dat hij zijne ontvangene order moest uijtvoeren, en
die jonge met slaagen naa het school drijven, gelijk dan ook naa het geeven
van verscheijde rottingslaagen, zoo door den Schoolmeester Bergman, als door
den Portier Sluijter (die meede tot adsistentie toeschoot) is geschied, waar
naa de voornoemde Schoolmeester aan zijn Ed: heeft berigt, dat behalven vijf
jongens die met dezelve Albert Spelt als toen op het school waaren geslooten,
nog vier groote jongens met naamen Christiaan Walters, Dirk Mosselman,
Harmanus Koopman en Hendrik Ecksteen, die ook alle de gemelde straf moesten
ondergaan, niet uijt de kerk te huijs gekoomen, maar zeekerlijk bij het
uijtgaan der kerk weggeloopen waaren.
Dat zijn Ed: vervolgens de
cathegisatie bij de jongens hebbende bij gewoond, en daar naa uijt het
Weeshuijs gegaan zijnde, teegens avond aldaar ten huise van den Boekhouder de
Bruijn, is te rug gekoomen en als toen aan de Portier Sluijter heeft
geordonneerd, om zoo ras de voorsz: vier uit de kerk weggeloopene jongens te
huijs kwaamen, zijn Ed: aanstonds daar van kennis te geeven.
Dat zijn Ed: aldaar tot over
half tien uuren gewagt hebbende, eijndelijk van den Portier Sluijter berigt
heeft ontvangen, dat dezelve vier jongens, toen aanstonds waaren te huijs
gekoomen, waar op zijn Ed: den Schoolmeester Bergman bij zig heeft doen koomen
en aan dezelve gelast, om na mediaat dezelve jongens bij zijn Ed: te brengen,
met oogmerk om, indien zij geen voldoende reeden van hun uit de kerk en zoo
onbehoorlijk te huijskomst gaaven, hun als dan ieder aan een blok te doen
sluijten, tot dat desweegens bij het colegie, naader zou weesen geordonneerd,
dog dat weijnig tijd daar naa den Schoolmeester Bergman, in de uijtterste
ontsteltenis is te rug gekoomen, met berigt, dat drie van de zelve jongens,
die ondertusschen naa de Slaapkaamer waaren gegaan, niet alleen volstrekt
weijgerden te koomen, maar dat, toen hij hun daartoe wilde noodsaaken, niet
alleen een van dezelve genaamt Christiaan Walters, zijn wambus had willen
uijttrekken, en gedreijgd hem te slaan of met hem te vegten, maar dat
boovendien een groot getal jongens en bijsonder die, welke ook zoo laat of
eeven voor hun waaren te huijs gekoomen, op de Slaapkaamer teegens hem waaren
ingedrongen, zoo dat hij alleen onmogelijk in staat was die order uit te
voeren.
Dat zijn Ed: als toen (meenende
zulke verre gaande ongehoorsaamheijd en boosaardigheijd niet ongemerkt te
kunnen laaten passeeren) neevens de Boekhouder de Bruijn, en geadsisteerd met
de Suppoosten Jan ter Hege, Jan Boomhuijs, Hermanus Sluijter, Leendert Mulder
en den Schoolmeester Bergman, zig begeeven heeft naa de jongensplaats, een
dezelve vervuld met weesjongens vindende, aan hun heeft geordonneerd, alle
immediaat naa de Slaapkaamer te gaan, gelijk sij deeden, en als toen met den
Boekhouder de Bruijn, en geadsisteerd als voorn, hun naa de beneedenste
Slaapkaamer gevolgd is, en de voorgemelde vier jongens bij naamen heeft
geroepen, en (naa dat zulks verscheijde maalen herhaald was) eijndelijk twee
van hun zig aan zijn Ed: hebben vertoond, en de twee anderen, door den
Schoolmeester Bergman opgesogt en bij zijn Ed: gebragt zijn, waar op zijn Ed:
hun alle vier naa beneeden op de Eetzaal heeft gesonden.
Dat zijn Ed: daar op alle de
overige jongens die op die Slaapkaamer gerecommandeert en geordonneerd
hebbende, hun terstond naa bed te begeeven en stil te houden, naa beneeden op
de Eetzaal is gegaan, en aan meegemlde jongens de reeden van hunne verregaande
ongehoorsaamheijd heeft afgevraagd, dog geen de minste voldoende reeden daarop
tot antwoord krijgende, de drie oudste en schuldigste van hun, met de naamen
Christiaan Walters, Dirk Mosselman en Hermanus Koopman, door den Schoolmeester
Bergman, in de kelder in de daartoe geschikte gevangenis heeft doen op
sluijten, en de laatste, genaamt Hendrik Ecksteen, welke niet onwillig was
geweest, om bij zijn Ed: te koomen, alleen aan een blok heeft doen sluijten.
Dat geduurende dit gesprek en
niet teegen staande zij Ed: gedaane recommandatie, egter de weesjongens op de
voorsz Slaapkaamer, een afgrijselijk geraas hebben gemaakt, zoo met loopen en
schreeuwen over de kaamer als met bonsen en klappen op de deur en grond, al
het welke bij continuatie toeneemende zijn Ed: heeft doen resolteeren, om met
den Boekhouder de Bruijn en geadsisteerd als voorn, weederom naa booven te
gaan, dog toen op die Slaapkaamer koomende, aldaar genoegsaam alle de jongens
nog buijten hunne bedden, en de Bedden en deekens, op en doormalkander heeft
gevonden, zijne ook het ligt uijtgeblust en de lamp, op de grond in stukken
getrapt, gevonden.
Dat zijn Ed: daar op, niet
alleen nogmaals aan alle die jongens heeft geordonneerd, hun naa bed te
begeeven en stil te houden, maar ook aan alle de grootste en oudste
gerecommandeerd en zelve versogt daartoe de hand te leenen, en zijn Ed: daar
in te adsisteeren, dog waar op dezelve groote jongens, in plaats van de minste
bereijdwilligheijd te toonen, genoegsaam als uijt eene mond hebben geantwoord,
dat sij zulks niet konden doen, op voor geeven, dat sij hun leeven als dan
niet zeeker waaren: waar naa zij Ed: nogmaals met de grootste aandrang, de
stilte en rust hebbende aanbevoolen, eijndelijk in heen gegaan, dog in het
heengaan de deur willende doen sluijten heeft bevonden, dat de sleutel, die
den Schoolmeester Bergman, bij confusie in de deur had laaten steeken, was
weggenoomen, waar op hij egter een tweede sleutel gekreegen hebbende, daar
meede de deur wel toe is geslooten.
Dat zoo ras zijn Ed: als toen
naa beneeden was gegaan, het voorsz: geweld en geraas op die Slaapkaamer, met
loopen en schreeuwen, mits gaaders bonsen en kloppen op de deur en grond niet
alleen weeder is begonnen, maar zelvs die moedwil (zoo als van agteren blijkt)
met geen minder oogmerk, als om de booven gemelde vastgesette weesjongens te
verlossen, zoo verre is gepousseerd, dat door de glaasen en houte roeijen van
de schuijfraamen, zoo onder als booven, in stukken zijn geslaagen, de luijken
voor de glaasen daaraf gebrooken, daar meede de glaase raamen verder
geruineerd, en die luijken neerens verscheijde onder laagen van de krebben ten
vensters uitgesmeeten. Dat boven alles het kloppen op de deur van die
Slaapkaamer, zodanig is toegenomen, dat in het eerst niet heeft kunnen werden
gepenetreerd, wat instrument sij daar toe hebben gebruijkt, dog dat naaderhand
begreepen en nu ook van agteren bevonden is, dat zulks met een voetstuk van
een kreb, of met eene geheele kreb moet zijn geschied, hebbende sij daar meede,
omtrend twee uuren lang bij tusschenpoossing zoo verement op die deur geramt,
dat het ten uitterste te verwonderen is, dat dezelve niet in stukken gebrooken
of met het casijn uit de muur gevallen is, al het welke naader, bij oculaire
inspectie aan deese vergadering zal blijken.
Hebbende zijn Ed: zig
vervolgens, naa dat het voorszegd geweld en moedwil, een weijnig bedaard was,
naa huijs begeeven, zonder iets meer tot herstelling der rust hebben kunnen
toebrengen, zijnde zijn Ed: ook dees morgen geinformeerd dat eerst, deese nagt
omtrend ten twee uuren, al de voorsz moedwil heeft opgehouden.
Waar op door de vergadering den
Heer Lijnslager, voor zijn Ed: gedaane rapport en betoonde vigilantie is
bedankt en wijders naa genoome inspectie op den voorgemelde Slaapkaamer (waar
van de bevinding zijn Ed: gedaane rapport nog te booven gaat) eerst is goed
gevonden de drie vast gesette jongens met naam Christiaan Walters, Dirk
Mosselman en Harmanus Koopman, neevens aan het blok geslooten Hendrik Eksteen,
ieder afsonderlijk te verhooren, gelijk ook immediaat is geschied;
Er is uijt die verhoring en
confrontatie hunner respective antwoorden, ten klaarsten gebleeken, dat de
hier booven gemelde gepleegde moedwil en opstand, is geweest een gemaakt en
overlegd complot, genoegsaam algemeen, onder alle de groote weesjongens, die
zeedert een geruime tijd en bij sonder laastleeden Zondag avond teegens het
gegeeven bevel waaren uijt gebleeven, en zoo laat te huijs gekoomen zonder dat
egter dezelve vier jongens, de naamen van hunne Complicen, of de Belhaamels en
Aanvoerders daar van hebben willen ontdekken, behalve alleen Dirk Mosselman,
die bij het voorleesen der lijst van die jongens welke alle zoo laat waaren te
huijs gekoomen, heeft moeten erkennen, dat genoegsaam alle dezelve aan dat
complot deel hadden, en zelvs ook verscheijde jongens daarbij gevoegd, welke
dit jaar uit het weeshuijs zoude hebben moeten gaan, dog alleen bij gratie nog
een jaar geaccordeert zijn daar in te blijven.
Waar naa bij deese vergadering
eenpaarig is geresolveerd, om het gewigt en de gevolgen deeser zaak, nog
heeden avond van al het voorgevallene kennis te geeven aan den Heer President
Burgemeester Mr. Egbert de Vrij Temmink, met versoek van dit collegie in deese
wigtige omstandigheeden met zijn Wel. Ed. Consideratien en advis te
adsisteeren, en vervolgens het aldaar gepasseerde, neevens de gevolgen en het
uijteijnde deeser zaak bij wijze van verbaal hier onder te notuleeren.
Regenten van dit Weeshuijs, te
weeten De Heeren Berewout, Guillot, van Roijen en Lijnslager, hun daar op
begeeven hebbende, ten huise van voorgemelde Heer Pr. Burg., hebben naa een
zeer vriendelijke receptie, en een gedaan verhaal van al het voorgevallene,
het genoegen gehad, dat hunne behandeling en directie in deese zaak van den
beginne afgehouden, door zijn Wel Edele Gestrenge is geapprobeerd, betuijgende
zijn Wel Edele Gestrenge, niet anders te kunnen zien, als dat de gegeeven
order, ten opsigte van het te huijs koomen der weesjongens op zoo een
behoorlijke tijd, ten uijtterste was billijk, en dat daar van niet moest
worden afgegaan; dat ook deze straf door Regenten daar opgelegt, allesints
vaaderlijke en zelvs zee zegt was, dog dat zijn Wel Edele Gestrenge oordeelde,
de Attentie van het geheele Collegie van Heeren Burgemeesteren daar meede wel
te moogen beesig houden ten welken eijnde Regenten hun morgen ten kaamer van
Heeren Burgemeesteren geliefden te vervoegen, intusschen gedaane
recommandatie, egter de weesjongens op de voorsz Slaapkaamer, een afgrijselijk
geraas hebben gemaakt, zoo met loopen en schreeuwen over de kaamer als met
bonsen en klappen op de deur en grond, al het welke bij continuatie
toeneemende zijn Ed: heeft doen resolteeren, om met den Boekhouder de Bruijn
en geadsisteerd als voorn, weederom naa booven te gaan, dog toen op die
Slaapkaamer koomende, aldaar genoegsaam alle de jongens nog buijten hunne
bedden, en de Bedden en Deekens, op en doormalkander heeft gevonden, zijnde
ook het ligt uijt geblust en de lamp, op de grond in stukken getrapt,
gevonden.
Dat zijn Ed: daar op, niet
alleen nogmaals aan alle die jongens heeft geordonneerd, hun naa bed te
begeeven en stil te houden, maar ook aan alle de grootste en oudste
gerecommandeerd en zelvs versogt daartoe de hand te leenen, en zijn Ed: daar
in te adsisteeren, dog waarop dezelve groote jongens, in plaats van de minste
bereijdwilligheijd te toonen, genoegsaam als uijt eene mond geeven, dat sij
hun leeven als dan niet zeeker waaren: wwar naa zijn Ed: nogmaals met de
grootste aandrang, de stilte en rust hebbende aanbevoolen, eijndelijk in heen
gegaan, dog in het heengaan de deur willende doen sluijten heeft bevonden, dat
de sleutel, die den Schoolmeester Bergman, bij confusie in de deur had laaten
steeken, was weggenoomen, waar op hij egter een tweede sleutel gekreegen
hebbende, daar meede de deur wel toe is geslooten.
Dat zoo ras zijn Ed: als toen
naa beneeden was gegaan, het voorsz: geweld en geraas op die Slaapkaamer, met
loop en schreeuwen, mits gaaders bonsen en kloppen op de deur en grond niet
alleen weeder is begonnen, maar zelvs die moedwil (zoo als van agteren blijkt)
met geen minder oogmerk, als om de booven gemelde vastgesette weesjongens te
verlossen, zoo verre is gepousseerd, dat door hun de glaasen en houte roeijen
van de schuijfraamen, zoo onder als booven, in stukken zijn geslaagen, de
luijken voor de glaasen daaraf gebrooken, daar meede de glaase raamen verder
geruineerd, en die luijken neerens verscheijde onder laagen van de krebben ten
vensters uitgesmeeten. Dat booven dat alles het kloppen op de deur van die
Slaapkaamer, zoodaanig is toegenoomen, dat in het eerst niet heeft kunnen
werden gepenetreerd, wat instrument sij daar toe hebben gebruijkt, dog dat
naaderhand begreepen en nu ook van agteren bevonden is, datzulks met een
voetstuk van een kreb, of met eene geheele kreb moet zijn geschied, hebbende
sij daar meede, omtrend twee uuren lang bij tusschenpoossing zoo verement op
die deur geramt, dat het ten uijtterste te verwonderen is, dat dezelve niet in
stukken gebrooken of met het casijn uit de muur gevallen is, al het welke
naader, bij oculaire inspectie aan deese vergaadering zal blijken.
Hebbende zijn Ed: zig
vervolgens, naa dat het voorszegd geweld en moedwil, een weijnig bedaard was,
naa huijs begeeven, zonder iets meer tot herstelling der rust te hebben kunnen
toebrengen, zijnde egter aan Regenten overlaatende, om zulks noodig vindende,
nog deese avond eenige der Belhaamels uijt het weeshuijs te zetten, of
zoodaanige andere middelen tot voorkooming van verdere disordres te beraamen,
als sij best bekwaam zouden vinden, met verseekering, van Regenten daar in op
allerleij wijze altoos te zullen adsisteeren.
Waar naa de voorgenoemde
Regenten van zijn Wel Edele Gestrenge afscheijd genoomen hebbende, weeder in
het weeshuijs gekoomen zijn, dog aldaar alles in rust bevindende, geresolveerd
hebben, in deese zaak niets verder te doen, voor en al eer sij op morgen het
goed vinden van 't Collegie van Heeren Burgemeesteren zullen hebben verstaan.
Dinsdag den 19~ april Aº 1763.
Pread. de Heeren Lijnslager,
President.
Berewout, Guillot en van Royen.
Regenten voornoemt van dit
godshuijs des morgens ten tien uuren vervoegd hebbende ter kaamer van de Edele
Groot Achtbare Heeren Burgemeesteren en Regeerders deeser stad, hebben meede,
naa gedaan verhaal van zaaken, welke ten deele reeds door den Heer President
Burgemeester mr. Egbert de Vrij Temmink aan hun Edele Groot Achtns waaren
gerapporteerd, ook het genoegen gehad, dat kunnen geheele behandeling en
directie de volkoomen goedkeuring van hun Edele Groot Achtns heeft
weggedragen, met herhaalde recommandatie aan Regenten van in deet en niet te
pliceren, maar in teegendeel de goede en vastgestelde order omtrend het te
huijs koomen der weesjongens te doen observeren, en met verseekering van hun
Edele Groot Achtns adsistentie daar Regenten zulks nodig mochten vinden:
Waarop Regenten voornoemt,
versogt hebben vereerd te moogen worden met hun Edele Groot Achtns advis hoe
zig ten opsigte van de hier vooren verhaalde gepleegde moedwil en bijsonder
met relatie tot de vereijschte strafbaar op tedraagen, dog als toen tot hun
uijtterste Leetweesen en surprise, hun Edele Groot Achtns hebben gevonden in
het begrip, dat deese zaak niet kon geconsidereerd worden te zijn domesticq
maar van die natuur, dat de Ordinaires Justitie, daar in behoorde te worden
gekend en de belhaamels en uijtvoerders daar van, als oproermaakers en
stoorders van de gemene rust, in het publicq anderen ten exempel behoorde te
worden gestraft:
Regenten hebben daarop met alle
moogelijke naadruk, aan hun Edele Groot Achtns voorgesteld, de nadeelige
gevolgen, welke daaruit zoo voor hunne weeskinderen in 't gemeen als ten
opsigte van de swaare straf en schandaal die bij een judicieel ondersoek voor
de belhaamels of aanvoerders onder hun te wagten was, absoluut moesten
resulteren, en verder met alle aandrang, voor hunne gemelde weeskinderen,
wiens welzijn hun zoo zeer ter harten gaat, versogt, dat hun Edele Groot
Achtns geliefden te begrijpen, dat hoe verre deselve moedwil ook gegaan was,
deselve egter was gepleegd binnen het weeshuijs, en daarom als een domestique
zaak geconsidereerd en dus ook gestraft zou kunnen werden, dat hun Edele Groot
Achtns daarvan kennis geliefden te neemen, alleen als Burgervaaders en Opper
Regenten, en desweegens alzulke ordre tot voorkooming van verdere wanordres en
straf der stoorders van de rust aan Regenten geliefden te geeven, als hun
Edele Groot Achtns naa deselver hooge wijsheid zouden noodig vinden:
Regenten voornoemt, daarop
buijten gestaan en vervolgens weeder binnen gekoomen zijnde, hebben hun Edele
Groot Achtns wederom gedeclareerd, [niet van gedagten te kunnen veranderen en
als nog te blijven in het sentiment dat alle de moedwil ten deesen schoon
binnen het weeshuijs gepleegd, was een overlegd en openbaar geweld, waar aan
de Justitie ten hoogste geleegen was dog] dat hun Edele Groot Achtns [egter],
op het sterke versoek en aandrang van Regenten, daartoe zoude koomen, om deese
zaak te houden domesticq, en dus ook aan Regenten overlaaten, om al het zelve,
zoo met uijtsetting der voornaamste moedwillige en ongehoorsaame, zonder eenig
uijtset, of zodaanig anders te straffen, als sij in goeden gemoede zouden
oordeelen te behooren, egter daar bijvoegende, dat hun Edele Groot Achtns niet
konden nalaaten te reflecteeren, dat uit de overgegeevene lijsten der jongens,
welke op de meergedagte slaapkaamer present hadden geweest, aan hun Edele
Groot Achtns waaren voorgekoomen veele jongens, die uithoofde van hun ouderdom
in staat moesten zijn hun kost te winnen, en dat zodaanige jongens de goede
order en rust behoorden te hebben geconserveerd.
Regenten voornoemt, daarop naa
dankbetuijging voor het vertrouwen, 't welk hun Edele Groot achtns in hun
geliefden te stellen, vertrokken zijnde, zijn des naamiddag ten vijf uuren in
het weeshuijs alle bij den anderen gekoomen, en hebben als toen naa rijpe
deliberatie en omvraag, gesaamentlijk en eenpaarig geresolveerd, vermits het
onmogelijk was de belhaamels en uijtvoerders van het meergemelde oproer en
gepleegde moedwil te ontdekken, of door het groote getal der schuldigen eenige
andere of corporeele straf te executeeren en egter omtrend al het zelve een
exemplaire straf vereijscht om alle die jongens, welke teegens de zoo
meenigmaal herhaalde order, bij continuatie des avonds en voornamentlijk op
voorleeden zondag avond op zulken onbehoorlijke tijd waaren te huijs gekoomen,
en bijsonder die jogens, welke zig teegens den schoolmeester Bergman hadden
geopposeerd, gelijk ook die op laastleeden zondag uijt de kerk, zonder in de
cathegisatie te komen, waaren weggeloopen, (en welke dus alle zoo niet als
belhaamels en aanvoerders, ten minsten als moedwillige en ongehoorsaame
kinderen moesten werden geconsidereerd) en boovendien alle die jongens, welke
uijthoofde van hunne ouderdom (die ook hun Edele Groot Achtns was
gereflecteerd) op aanstaande Maij uit het weeshuijs moesten gaan, dog alleen
bij gratie en op voorgeeven van nog niet volkoomen in staat te zijn hun kost
te winnen (welke voorgeeven egter bij genoomene informatie, ten opsigte van
verscheijden onder hun, was valsch bevonden) waaren geaccordeerd nog een jaar
in het weeshuijs te blijven, en daarom te meer de rust en goede order hadden
moeten helpen bewaaren, dog daarvan in teegendeel eenige door booven gem(elde):
Dirk Mosselman, als meede complicen zijn opgegeeven, nog heeden, alleen met
een scheepsbuffel en broek, in plaats van hun weeskleed of wambus gekleed,
zonder eenig ander uijtset uit het weeshuijs te setten, met reserve egter, om
naaderhand omtrend eenige der laastgemelde jongens, die straf, met het geeven
van eenig uijtset of douceur zoodanig te modereeren, en ten opsigte der
weesjongens, welke reets consent versogt hebben, om op Maij aanstaande, uijt
het weeshuijs te gaan, dog egter ook alle op de voorgemelde slaapkaamer
geslaapen hebben, zodaanig naader te disponeeren, als bevonden zal werden te
behooren:
Zijnde de voorsz: straf
immediaat daar naa, ingevolge deese resolutie, aan de volgende vijf en twintig
weesjongens gecommuniceerd en dadelijk geexecuteerd.
kr.bk.1734 f 155v
Albert Spelt
oud 26 ½ jaaren
NB. deese heeft, behalven zijn
geduurig laat te huijs komen, zig des Zondag 'smorgens, teegen den
schoolmeester Bergman geopposeerd en hem zijn rotting willen ontwringen.
kr.bk.1734 f 199v
Christiaan Walters oud
22 ¾ jaaren
NB. deese heeft zig des Sondag 'savonds
naa dat hij ten half tien uuren, en te vooren geduurig zeer laat, in 't
weeshuijs was gekoomen, meede tegens den schoolmeester Bergman geopposeerd,
zijn wambus willen uijttrekken om teegens hem te vegten, en is des morgens,
uit de kerk weggeloop en, zonder in de cathegisatie te zijn gekoomen.
kr.bk.1751 f 14v
Harmanus Koopman
oud 20 jaaren
kr.bk.1751 f 28v
Dirk Mosselman
oud 19 ½ jaaren
kr.bk.1734 f 252v
Hendrik Eksteen
oud 18 ¾ jaaren
NB. Deese drie zijn eeven als
Christiaan Walters, Sondag 'smorgens uit de kerk koomen, geloopen, 'savonds
ten half tien uuren te huijs gekoomen, gelijk sij ook bij continuatie tevooren
hadden gedaan.
kr.bk.1734 f 201v
Johannes van Tinteren
oud 22 ¼ jaaren
kr.bk.1734 f 182
Joost Schouten
oud 21 ½ jaaren
kr.bk.1734 f 199v
Willem Walters
oud 21 ¼ jaaren
kr.bk.1751 f 46
Godtvreedus Simmerman oud
20 ¼ jaaren
kr.bk.1751 f 63v
Lammert Pronk
oud 20 ¼ jaaren
kr.bk.1751 f 41v
Cornelis de Canteleu
oud 20 jaaren
kr.bk.1734 f 248v
Johannes Swartenburg oud
19 ½ jaaren
kr.bk.1751 f 73v
Jacob Munter
oud 19 ½ jaaren
kr.bk.1751 f 25
Roeloff Simons
oud 18 ¾ jaaren
NB. deese zijn alle geduurig
zeer laat en bijsonder laastleeden zondag avond, omtrend ten half tien uuren
te huijs gekoomen.
kr.bk.1734 f 194
Henricus Meijer
oud 26 jaaren
kr.bk.1734 f 175
Johannes Staneke S.K.
oud 25 ¼ jaaren
kr.bk.1734 f 253
Gerardus Blousee S.K.
oud 24 ½ jaaren
kr.bk.1734 f 246v
Wiggert Gerritsz S.K.
oud 23 ¾ jaaren
kr.bk.1734 f 247v
Koenraad Coersen S.K.
oud 23 ½ jaaren
kr.bk.1734 f 165
Jan Altene S.K.
oud 23 jaaren
kr.bk.1734 f 241
Johannes Buijs
oud 23 jaaren
kr.bk.1751 f 2v
Dirk Jansz S.K.
oud 22 ½ jaaren
kr.bk.1751 f 32v
Leendert Greeven S.K.
oud 22 ½ jaaren
kr.bk.1734 f 183
Cornelis Jansz
oud 22 jaaren
en
kr.bk.1734 f 257v
Pieter Sleehuijsen
oud 21 ¼ jaaren
NB. deese hadden alle op Maij Aº
1763 uit het weeshuijs moeten gaan, dog waaren uijt gratie nog een jaar
geacordeert daar in te blijven; zijnde ook eenige daar van door Dirk Mosselman
als meede complicen opgegeeven.
(De tekst die tussen [haken]
staat, is in de orginele boeken (kladnotulen 367-56) doorgestreept, in de Oud
Weeshuijs Registers 367-11 komt deze tekst niet voor.)
Vrijdag den 22~ april Aº 1763.
Extra Ordres Vergadering.
Pres. De Heeren Lijnslager.
President.
Berewout, van Royen en van der
Lijn.
Regenten voornoemt, hun des
morgens vervoegd hebbende ter kaamer van Heeren Burgemeesteren, hebben aan hun
Edele Groot Achtb.ns gerapporteerd, hunne Resolutie van den 19~ deeser, met de
uitvoering vandien bij gemeld, al het welke meede bij hun Edele Groot Achtb.ns
ten vollen is geapprobeerd, met bijvoeging dat hun Edele Groot Achtb.ns zooals
sij de geheele behandeling deeser zaak geheel aan Regenten hadden overgelaaten,
ook conform de reserve bij gemelde resolutie vervat, volkoomen aan Regenten
overlieten, om ten opsigte der minst schuldige, zoodaanig naader te
disponeeren, als Regenten raadsaam zouden vinden, met recommandatie egter, om
bij aanhouding, de goede order en tugt, bijsonder omtrend het tijdig te huijs
koomen der Weesjongens, in het Godshuijs te doen onderhouden, waar in hun
Edele Groot Achtb.ns Regenten op alle mogelijke wijse en altoos zouden
adsisteeren.
Woensdag den 27~ April Aº 1763.
'smiddags ten Een uur.
Pras: De Heeren Lijnslager
Presidt.
Berewout, Guillot, van Royen en
van der Lijn.
Den Heer Presidt. Lijnslager
heeft ter vergadering voor gedraagen. Dat bij de Resolutie van den 19~ deeser
bij 't collegie was geresolveert, omtrent de uijtgaande weesjongens, wegens de
gepleegde moedwil en oproer, bij die resolutie gemeld, zodanig nader te
disponeeren, als bevonden zou werden te behooren, en of vermits de jaarlijkse
uitgang der weeskinderen op aanstaande zondag zoude geschieden, de voorsz:
dispositie als nu niet behoorde te worden gemaakt;
Dat ook boovendien onder die
uijgaanders zig bevonden vier jongens met naamen Barend Haring, Pieter
Rieuwertsz., Carel Fromond en Marten Vos, die nog geen Belijdenis gedaan, en
dus hunne Swarte Kleederen verbeurt hadden, dog bij voorgaande vergaaderingen
gesolliciteerd hebben, die te moogen erlangen, wanneer sij vervolgens hunne
Belijdenis zouden hebben gedaan, waar onder egter Barend Haring reets bij
voorige Resolutie was gecondemneerd, zijn Swarte Kleed en Adieu Penning te
moeten missen, om zijn onbehoorlijk kastijden of helpen slaan van Jan Holweel
meede weeskind.
Waarop is goedgevonden alle de
uijtgaande weesjongens, over hunne gehouden handelswijse naader te hooren, en
als dan weegens het een en ander de vereijschten dispositie te maken.
Hebbende als toen de gemelde
uitgaande weesjongens voor Regenten ontbooden zijnde, naadat aan hun derzelver
lafheijd en verkeerd gedrag, in het niet doen van eenige resitentie aan de
moedwillige, nog adsistentie aan Regenten in het ontdekken der schuldigen, was
voorgesteld alle met de dierste betuijgig en verzeekering, niet alleen
verklaard, aan alle die gepleegde moedwil en gemaakt complot geheel onschuldig
te zijn; maar ook in de meergedagte nagt, alle moeite te hebben gedaan, om
stilte en rust op de slaapkaamer te krijgen, dog door de hardste dreijgementen
en zelvs slaagen, hebbende moeten afzien, eijndelijk hun genoodsaakt hebben
gevonden, om hun onder de deekens en krebben te verschuijlen en daar door de
daaders of uijtvoerders van aldien moedwil die nagt gepleegt niet weeten.
Verder hebben de voorsz: vier
weesjongens, die nog geen Belijdenis gedaan hebben, hun versoek tot het
verkrijgen hunner Swarte Kleederen, wanneer zij dit gedaan zullen hebben,
herhaald, met verseekering dat sij hun daar toe dagelijks zoude bevlijtigen.
En heeft de voorn: Barend Haring
daarbij gevoegd en vernieuwd zijn betuijging van berouw en leedweesen, over
zijn voorig en boven gemeld wangedrag, en hoe zeer hij zulks door zijn
volgende leevenswijse heeft getragt te verbeeteren.
Waarop, naa rijpe deliberatie en
omvraag eenparig is geresolveert, met de betuiging en verklaring van dezelve
uijtgaande weesjongens, schoon dezelve niet aan hunne verpligting beantwoorde,
genoegen te neemen, en uijt een vaaderlijke zugt, geene straf aan hun op te
leggen.
En verder aan de drie laast
gemelde weesjongens met naamen Pieter Rieuwertsz., Carel fromond en Marten
Vos, te accordeeren, om indien sij bij de eerste aanneeming der Leedemaaten,
en dus voor het eerstkoomende nagtmaal, hunne Belijdenis deeden, en
behoorlijke blijken daar van toonden, dog langer niet, als dan ook aan hun de
gewoone Swarte Kleederen, als aan de overige tot uijtset te zullen doen
geworden, als het welke nog staande de vergaadering aan alle de uijtgaande
weesjongens is gecommuniceerd.
Woensdag den 13 julij Aº 1763.
extra ord. vergadering.
Pres. Uttsupra (=bovenstaand).
Den Heer Berewout heeft ter
vergadering voorgedragen; Dat bij Resolutie van den 19e April jongstleeden,
onder anderen was gereserveerd, omtrend eenige der weesjongens, die op Maij
Laastleeden uit het weeshuijs hadden moeten gaan, dog ter gelegenheijd van het
bekende oproer en moedwil, alleen met een scheepsbuffel en broek, uit het
weeshuijs zij geset, die straf met het geeven van eenig uijtset of douceurs
zodaanig te modereeren, als bevonden zou werden te behooren.
Dat zeedert dato van
voorschreeve Resolutie verscheijde van dezelve jongens, zoo ter verg. als bij
zijn Ed. aan huijs en ten huijze van de verdere Heeren hun hadden geadresseert,
welke alle, naa betuijging van hunne onschuld aan, de gepleegde moedwil en
oproer, als nog om het gewoone uijtset hebben versogt.
Dat onder dezelve jongens, zoo
uijt hun gesprek als uit diverse informatioen, bij de suppoosten en anderen
genoomen, voornaamentlijk aan zijn Ed. waaren voorgekoomen vier jongens, met
naamen Johannes Staneke, Wiggert Gerritsz, Jan Altena en Dirk Jansz, die
altoos door hun goed en voorbeeldig gedrag in dit godshuijs gehouden, het best
deese uijt sondering en gratie zouden verdienen, en dat zijn Ed: dus aan de
verg. in bedenken gaf, of thans ingevolge des voorsz: reserve, ten opsigte der
gemelde vier jongens eenige naadere dispositie zou kunnen worden gemaakt.
Waar op naa rijpe diliberatie en
omvraag eenparig is geresolveerd, om aan de vier eevengemelde geweesene
weesjongens, met naamen Johannes Staneke, Wiggert Gerritsz, Jan Altena en Dirk
Jansz, ingevolge de meergedagte reserve bij de resolutie van dato 19 April
laastleeden, uijt eene bijsondere gratie en vaaderlijke zugt, te accordeeren,
ieder een pak zwarte kleederen, zodaanig als in dit godshuijs gewoonlijk tot
uijtset gegeeven word, en daar van ter naaste vergadering heeden over agt
daagen aan hun kennis te geeven.
Woensdag den 20 julij Aº 1763.
Ords. vergadering.
Pres: De Heeren Guillot Presidt.
van Royen en van der Lijn.
Is ingevolge de Resolutie van
Heeden Agt daagen, aan Johannes Staneke, Wiggert Gerritsz, Jan Altena en Dirk
Jansz, geweesene weeskinderen, ter vergadering ontbooden zijnde, aangesegt;
Dat Regenten uit eene bijsondere
gratie en vaaderlijke zugt, aan hun hadden geaccordeert ieder een pak swarte
kleederen, zoo als gewoonlijk in de godshuijs tot uijtset word gegeeven.
Waarop de gemelde vier geweesene
weesjongens Regenten voor die gratie hartelijk hebben bedankt.
En is als toen immediaat in
hunne tegenwoordigheijd aan den Mr. Kleermaker Weggelder gelast, om de voorsz:
vier pakken kleederen, ten spoedigste te doen gereedmaken en dezelve als dan
aan hun af te geeven.