Bijlagen
Gemeente Archief
Amsterdam, Oud
Weeshuis Archief, Inventarisboek 367-660, Inventarissen van de boedel van de
ouders der kinderen. 1740-1810, Inventaris van de goederen na het overlijden
van Anna Swart. Datum: 5 december 1746
Den 5 decemb" 1746, in de
Grootte Oostenburg straat aan 't end.
Voor de portie van het WT
uijtkoop gedaan voor ƒ 15,= dogh dit is boven het bewijs van ƒ
100,= dat op de
WT staat.
Lijst no. 1.-
Staat en inventaris van alle de
goederen mits gaders schulden en lasten met er dood ontruijmt en nagelaten
door Anna Swart eerder weduwe van Claas Staneke, en laast in gemeenschap van
goederen getrou't geweest met Michiel Maars, waar van een kind genaamt
Johannes Pieter, oud 9 jaaren, in't burgerweeshuijs alhier staat ingenomen te
worden opgeschreven ten versoeken van d' Edele Heeren Regenten van 't voorsz.
weeshuijs en dat op 't aangeven van de voorn Michiel Maars en Annetje Hendriks
laast weduwe van Jacobus Bijl, moeder van d' overleden, bestaande alles 't
selve in 't gene volgt, namelijk
een Nooteboome kast
ƒ
40,--,--
daar
twee lakens, zeeven hembden,
drie sloopjes,
drie handdoeken, een gordijn,
ses oude hembden,
vier neusdoeken, drie servetjes,
drie halve
hembden, vier paar mouwen, agt
stropjes, twee
dassen, vijftien mussen
ƒ
10,--,--
een swart zijde jak en rok
ƒ
6,--.--
een stofjes jak en rok en een
chitse ditto
en rok
ƒ
12,--,--
een rou rok, een onder rok en
een
schorteldoek
ƒ
1,10,--
een capotje keurslijff en hoed
ƒ
--,10,--
een bedje, twee deekens, twee
peulen,
twee kussens, twee laakens en
een gordijn
ƒ
10,--,--
een rok, broek en camisool
ƒ
10,--,--
een swarte ditto camisool en
broek
ƒ
3,--,--
een silvere beugel, een
cettingje coraalen
en een naaijring
ƒ
12,--,--
een porcelijn stelletje van
vijven
een halff dosijn ditto theegoed
en
een ditto potje
ƒ
4,--,--
een tinne bierkan, een ditto
theeketel,
een ditto trekpot olij en asijnkannetje,
een dº peperbus, een dº mostertpot,
een ditto bord en vijff dº
leepels
ƒ
2,--,--
een koopere kookketel, een dº
theeketel,
en een coffijkan en een blik
emmertje
ƒ
4,--,--
----------
ƒ 115,--,--
Schulden en Lasten
Begraafnis Costen
ƒ
28,--,--
aan Enoch Kielder Mr. Chirurgijn
volgens rekening
ƒ
16,17,--
----------
ƒ
44,17,--
aan Michiel Sikkretaris voor 1/4
jaar
huur verschenen Pmo. novembr.
1746
ƒ
10,--,--
----------
ƒ
54,17,--
aldus geinventariseert en
opgeschreven ten versoeken en op't aangeven als in den hoofde deses breder
staat vermeld, verklaarende de Rendanten op desen inventaris te hebben gebragt,
en doen stellen, alle 't gunt hunnes wetens eenigsints tot den voorsz boedel
is behoorende, zonder iets verswegen, of ter quader trouwe hun weerloos te
hebben gemaakt, direct nog indirect, in geenerlij manieren, belovende zoo
namaals iets ter hunner kennisse mogte opkomen, desen boedel aangaande, den
inventaris daar mede te zullen vermeerderen, bereijd zijnde deugdelijkhijd
deser opgaaff nader met Eeden te willen bekragtigen.
Actum in Amsterdam den 7
December 1746.
Juigel Marp
dit merk is + gesteld door
Annetje Hendriks laast wed. van Jacobus Bijl.
(Annetje Hendriks, de moeder van
Anna Swart, is het schrijven dus niet machtig.)
Gemeente Archief
Amsterdam.
Den 2 julij 1743 Heeft Anna
Swart geadsisteerd met Johannes Sluijter Mathiasz Clerck deeser camer als haar
gekoorene, voogd en deese bewesen haar zoon Johannes Pieter oud 5 jaeren daer
vader af was Claas Stanneke, voor sijn vaderserf een somma van ƒ
100,- die
door haar hier ter Camer opgebragt zijnde in meerder somma ten behoeve voorsz
zijn beleijd van deese stad ende sij zal X onder bestand X des sal sij X en
het behaagde Nicolaes Moes de goede bekende Praes. de Heeren M. B:van Collen
en M. Jan van Loon weesm.
Den 26 maart 1750 zijn de
voortsz ƒ
100:- afgeschreven ende met
ƒ 17:2: over te goed zijnde rente
behandigt aan Pieter Forsleng, als volgens acte gepasseert den 11 maart 1750
voor de notaris Engelbertus Poppingh X gel: procuratie hebbende van Philips
van der Gieten X Mr Jan Bakker regente van 't burgerweeshuijs deser stad als
representerende de gesamentlijke regente van 't selve weeshuijs als daar
alimenterende de voorts Johannes Pieter waarmede hij in zijne gedagte quaatijt
bekende van deese erffenis wel voldaan te zijn aanneemende de weeskamer voor
alle namening te bevrijden onder verbeurt van alle zijne eijgene X zijner
principale goederen roerende onroerende presente X toekomende.
Pres:(ident) de Heer Mr DeDieu X
B: Coymans Weesm:(eester)
Gemeentelijke Archiefdienst Amsterdam,
(komt overeen met kladnotulen
1762-1790, register 367-56)
Reglement en Notul-boek
Beginnende met 1762, notulen 28 april 1762 tot 31
dec. 1766.
Reglement.
Waar naa alle de
BurgerWeesjongens hun zullen hebben te reguleeren.
Art. 1.
Zoodraa de Etensklok Luijd,
zullen alle de jongens, hun van de Plaats, op de Eetzaal aan de Tafel hebben
te vervoegen, en de Deur geslooten zijn, eer het gebed gedaan word, zullen die
geene, die bij het gebed niet zijn geweest, daar buijten gelaaten en door den
Oppermeester aanteekening van hunnes naamen werden gemaakt, als meede van die
geene, welke niet bij het Eeten, in het huijs present zijn geweest, en de
Lijst daar van ijder comptoir dag, aan Regenten werden overgegeven.
Art. 2.
Alle de jongens, zoo groote als
kleijne, zullen niet vermoogen, des middags of des avonds, nogte ook voor al
des Zondags middags, eenig overschot van spijsen hoe genaamt, van de Eetzaal
te draagen, en zulks te bergen in haare gereetschap kassen ofte Elders.
Art. 3.
Geene Jongens, zullen geduurende
het Eeten van Tafel moogen opstaan, om eeten of Bier, in de tinne Eetkommen,
op het Vuur warm te maaken, ook zullen geene jongens de tinne kommen of kannen
moogen Laaten Soldeeren.
Art. 4.
De jongens die de Keetels met de
spijsen, uijt de Keuken op de Eetzaal draagen, nog die geene welke des Sondags,
werden gesteld, om op te passen in de Kerk of bij de Cathegesatie
(Godsdienstonderwijs) in het
huijs, tot het stellen der banken, zullen niet vermoogen, daar voor te
vorderen, eene dubbele of meerder portie van Vleesch, maar hun, met alle de
andere jongens, te vreeden moeten houden, met het geene hun door den
OpperMeester, op ordre van Regenten werd toegedeeld.
Art. 5.
Geene Jongens, wie sij zijn,
zullen zonder Last van den OpperMeester, Vuur op de Eetzaal moogen aanleggen.
Art. 6.
Werd voor al geordoneert, dat in
de Cathegesatien des Zondags, alle de Jongens hun in behoorlijke Stilte en
oplettendheijd zullen hebben te houden, zonder met malkander te praaten of te
Speelen, werdende den Oper en Onder Meester wel Sterk gerecommandeerd,
daaromtrent alle moogelijke zorg te draagen, als meede dat de Jongens, naa de
jaaren bij den anderen werden geplaatst en geen Vreemde Lieden tusschen hun
ter Zitting werden gelaaten.
Art.7.
Geene Jongens zullen de
Vrijheijd moogen neemen, om zonder daartoe geordoneerd te zijn, in de kelders
daar de dienstmeijden haar werk moeten doen, te koomen.
Art. 8.
Alle Jongens, die ten dienste
van het Godshuijs in eenig werk, als meede tot het aflaaten van Turf werden
gebruijkt, zullen hun gewillig aan de ordres der Meesters en Suppoosten moeten
onderwerpen, en naa gedaane Werk zig weeder ter School begeeven, zonder daar
voor eenig douceur (Extraatje in geld, fooi, geschenk)
Art. 9.
Alle de Jongens die tot het
School behooren zullen door den Opper en Onder Meester die beijde altijd
aldaar present moeten zijn met alle naauwkeurigheijd worden onderweesen, in
het Leesen, Schrijven en Reekenen, Zullende het School aangaan des morgens ten
half neegen úúren Swinters, en ten agt úúren Soomers, en eijndigen of
uijtgaan ten elf uuren, het namiddag school zal altoos beginnen ten twee uuren
en ten Vier uuren uijtgaan, en het avondschool zal duuren van Ses uuren tot
half agt; in welk avondschool, eens in de week, Cathegesatie, in teegen
woordigheijd van alle de jongens zonder onderscheijd, door dan OpperMeester
zal werden gehouden, gelijk ook door hem voor de groote Jongens, des Winters
driemaal per week en des Soomers tweemaal's Weeks zal geschieden.
Art. 10.
de School Jongens zullen met
alle oplettendheijd aanneemen, het Onderwijs haarer Meesteren, en hun met alle
de anderen, aan derselver Ordres in gehoorsaamheijd Onderwerpen: Zullende de
Suppoosten geene Jongens, ten tijde der Schoolen, daar afhouden en gebruijken,
zonder noodsaakelijkheijd ten dienste van 't Godshuijs.
Art. 11.
De Werk Jongens die Leedig
Loopen en die geene welke aan het Blok geslooten zijn; als ook die naar Oost
Indien zijn aangenoomen, zullen alle, zonder eenig versuim, de boovengemelde
Schoolen hebben bij te woonen, ter onderwijsing van het hun benoodigde.
Tot nakooming van alle de
Voorenstaande Articulen, Vermaanen Regenten alle jongens, met bepaaling dat
die geene, wleke in ongehoorsaamheijd, aan eenig Articul mogt misdoen, (zonder
regúard op Jaaren te neemen) met op de Bok te Leggen gestraft zullen worden.
En zal dit Reglement, in
presentie van twee Heeren Regenten, aan alle de Jongens, op de Eetzaal werden
voorgeleesen, en vervolgens aldaar werden aangeplakt, ten eijnde niemand, daar
van onweetendheijd zou kunnen voorwenden.
Aldus gearresteerd ten Comptoire
van het BurgerWeeshuijs der Stad Amsteldam, den 28 April Nº 1762 door Ons
gesaamentlijke Regenten van hetzelve weeshuijs. En is deeze op den 3 Maij 1762
aan alle de (op de Eetzaal) teegenwoordig zijnde Jongens, voorgeleesen, in
presentie van de Heeren Van der Lijn en Lijnslager, Regenten.
door mij
J. de Bruijn
boekhouder.
(getekend door)
Jan Fredrik Berewout, Guillot,
Cornelis v. Royen, C.J. v. d. Lijn, J.S. Lijnslager.
Attestatie wegens gedaane Examen
over den persoon van den Eerwaarden Jan Pieter Staneke tot zijner bevordering
tot de Hijlige Evangelie-bediening op den 5den october 1768.
(Allen) die dezen Leesen
Zaligheid!
Derwijl ons Gods Geest
onderwijst, dat de Dienaars Zijner Kerke eerst behooren beproevd te worden, en
daarna dienen, opdat de Gemeente van zijnen toe komenden Dienst moge gerust
zijn, zo hebben wij (De Leeraars en Diaconen der Vriesche Mennonite Gemeente
te Middelie) den Persoon van den Eerwaardigen Benedictus Sijtse Hoekstra,
leeraar der Vriesche Mennoniete Gemeente te Westzanen, vriendelijk en ernstig
verzogt, om dit werk, in onse tegenwoordigheid en opzigt, te verrigten; gelijk
zijn Eerwaarde dan ook zulks aan onsen Beroepenen Leeraar Jan Pieter Staneke
gedaan heeft, op den 5den october 1768, hem ondervragende over zaaken der
Hijlige Godgeleerdheid, Predikorde, en Dienstwerk, in overeenkomst van onse
Geloovs-belijdenis, en het werk hij zodanig beantwoord heeft, dat wij hem met
ruimte onder ons tot de bediening des woords konnen toelaaten en
onderschrijvende zulks gesaamentlijk tot eene Erkentens en verzeekering der
waarheid.
De kerkenraad der gemelde
Gemeente te Middelie.
Jan Hartog de oude
Jan Hut
Reijer Laan
Jan Brantje
Pieter Groot
Meindert Laan
Pieterklaas Huijberts
Pieter Hijtse
Pieter Duijker
Benedictus S. Hoekstra,
Examinator
Jan Hartog d. Jonge,
Jacob Janz Hartog, beide Leeraar
te Oosthuisen.
Roelof Keuning, Leeraar te Edam.
Michiel de Bleijker, Leeraar te
Westzaandam.
Deze boven staande alle
getuigen.
Den Eerwaarden Kerkenraad der
Mennonieten Gemeente tot Enkhuisen. Eerwaarde Vrienden en Broederen in Den
Heeren. Na Vriendbroederlijke Groete, en toewensching van alle Heil, over Uwe
Eerwaardens Personen, Dienstwerk Gemeente, en Huisgesinnen! Soo diend dese om
kortelijk U Eerw: te berigten als dat ik, volgens Den Eigentlijken Beroepbrief
en het veraccordeerde door U Eerw: in uwe GeEerde van den 23sten Januarij, de
Beroeping, tot Herder en Leeraar in Uwe Gemeente, met een bereidvaardig harte
aanneeme, (in de vreese des Heere) in die hoop en heilverwagting. Dat mijn
Koomste tot sulk een heilig en Gewigtig einde, met den Goddelijken segen sal
bekroond worden dat ik daar toe de Goddelijke Genade hulpe en bijstand sal
genieten, - en dat wij Onderling met malkander [tot stichting der gemeente =
doorgehaald in de tekst] tot Eere Gods en Christi en ter stichtinge,
opbouwinge en Instandhouding van Jezus duurgekogte, gemeente sullen Leven en
Werksaam sijn.
Aangaande de tijd mijner
overkomste tot U Eerw: ik hoope soo de Heere wil en ik Leve mijne
afscheidpredicatie op Texel te doen, den 28sten Februarij eerst komende, en
dan den Eersten bequamen dag van Texel te vertrekken, want eerder kan ik sulks
niet verrigten, alsoo ik versogt ben, om voor mijn vertrek van hier, alvorens
nog twee paar jonge lieden, in den H.(eiligen) Huwelijken Staat te bevestigen
- terwijl ik ook behoorlijken tijd nodig hebbe om mijne goederen te pakken -
en mij tot mijn afscheid van Texel, en intreede bij U. Eerw: en in Uwe
Gemeente voor te bereiden.
In Hoope dan dat deese mijnen
toestemming om U Eerw. en Uwe Gemeentelijke roepstem op te volgen U. Eerw: en
Gemeente sal aangenaam sijn soo tekene ik mij met alle agting en onder
Heilbeden.
Eerwaarde Heeren, Vrienden en
Broederen in Christus
U. Eerd. Heilw. Dienaar en
toekomende Leeraar
Joh.Pieter Staneke.
Texel den Burg
28 Jan. 1790
versonden ten seven dage
Heeden den 12en Januarij dezes
Jaars 1796 compareerden voor mij Lambertus van Wagtendonk openbaar notaris,
bij den Edele Hoven van Holland geadmitteert binnen Enkhuijzen resideerenden
ter prasentie van den nagenoemden getuigen. De Heer Johannes Pieter Staneke
Predicant der Mennonite Gemeente binnen deze stadt, en Juffrouw Tette
Margaretha Reuben, Echtelieden, Burgeren en Inwoonderen alhier, mij notaris
bekent; Gezont na den Lighamen, en in alles de vereijschten bekwaamheijd
hebbende, samen te kunnen testeeren.
Te kennen gevende, dat de
overweegingen van de onzekere kure des doods, hen heeft doen besluijten, om
over hunnen tijdelijke na te latene goederen voorzieninge te doen; En ten dien
eijnde verklaarden de testateuren alvorens te disponeeren te herroepen en de
te vernietigen alle testamenten codicillen en andere actens kraght van
uijtterste wille hebbende, bij hun bevorens, zoo te zamen als bij ieder van
hun alleen en afzonderlijk ofte met ende benevens iemand anders gepasseert.
Ende nu dan na Christelijke
recommandatie van hunnen zielen en Lighamen geheel op nieuws disponeerenden,
verklaarden de Testateuren malkanderen over en weeder over, en de zulks de
Eerst stervende dan Langstlevenden van hun beijden te nomineeren en de te
institueren tot zijn ofte haare eeuwige, universeele en algeheele Erfgenaam
ofte Erfgenaame, in en van alle de goederen, zoo roerende als onroerende,
Actien, crediten en geregtigheeden, geene hoegenaamt ofte waargeleegen
uijtgezondert, die de Eerst stervende van hun beijden metter doodt ontruijmen
ende nalaten zal, en zulks eeuwiglijk en erffelijk met het volle regt en
titulen van institutie, en dat wel zonder onderscheijd of er op des Eerst
stervendens overlijden kind of kinderen uijt dit hun huwelijk verwekt in't
leven zijn of niet.
Dag als dan kind of kinderen
in't leven zijnde, zal de langst levende gehouden en verpligt zijn, om dezelve
ordentelijk op te voeden en te onderhouden, tot der selver meerderjarigheijd
eerder huwelijk ofte anderen geapproleerden staate toe, ende als dan aan
derzelve boven en behalven voorsz opvoedinge en voor en in voldoeningen van de
legitieme portie, waar uwe zij Testateuren alle hunnen kinderen institueeren
te geven eene behoorlijke uijtzettingen geschikt na de omstandigheden des
boedels.
Voorts verklaarde de Eerst
stervende der comparanten den Langstlevenden van hun beijden, te committeeren
en aan te stellen, tot Executeur of Executrice van dit hun Testament, tot
eenige Voogd of Voogdesse over hunne natelatene minderjarige kind of kinderen
en tot Administrateur of Administratrice van desselfs of derselver goederen;
met de ampelste magt die volgens regten aan Executeuren, Voogden en
Administrateuren kan en mag gegeven en verleend worden, en speciaal ook de
magt van assumtie, sulstitutie en surrogatie;
met uijtsluijtinge van de
weeskamer dezer stadt en alle andere plaatsen daar hun sterfhuijs mogt komen
te vallen.
Het vorenstaande verklaarden de
testateuren na dat hun het zelve duijdelijk was voorgelezen, en, zoo zij
betuijgden wel verstaan hadden, te weeten hun Testament, laatste en uijtterste
wille; begeerende en willende dat den inhoud van dien zal worden agtervolgd en
nagekomen, als een volkomen Testament, codicil ofte zoo als het zelve anders
naar regten, statuten en costumes dezer Landen best zal kunnen en mogen
bestaan.
Aldus gedaan ende gepasseert,
binnen Enkhuijzen voornoemt, ter prasentie van Michiel Hagen en Jan Dirk
Zijlham, als getuijgen hier toe versogt; die de minute dezes, geschreeven op
een zegel van drie guldens, benevens de comparanten, en mij notaris,
behoorlijk hebben ondertekent
Quod
attestor
L.v.Wagtendonk
notaris
brief aan Gerrit Nicolaas
Staneke.
wonende 2de Boomdwarsstraat 2 te
Amsterdam.
betreffende het overlijden van
Aarle Rixtel 7 september 1831
de Heer G.N. Staneke
te Amsterdam.
In antwoord op uw missive van 30
Augustus diend, ik volgaarne zoo veel mij mogelijk is aan Wld daarbij gedaan
verzoek zal voldoen, de schutter R.H. Staneke is zoo als Wld wel genformeerd
zijt bij onze affaire bij Houthalen onder het Tirailleeren door een
vijandelijke kogel in den buik getroffen in den namiddag van 6 Augustus,
waarna hij naar het hospitaal te Eindhoven is getransporteerd en zoo als mij
later gerapporteerd is geworden aan deze bekomene wond overleden.
Ik zal mij nog nader hier
omtrend informeeren ten einde Wld de juiste datum te kunnen opgeven. God
trooste Wld in het geledene verlies in het denkbeeld Hij zijn Aardse Loopbaan
roemvol ter Eere van vorst en vaderland heeft verlaten.
Namens de kommandant van de
3e
Komp. 1 marri? Bataillon
uit de vesting PBour?
Aarle Rixtel
handtekening ........
sergeant-majoor
Houthalen ligt in België ± 50
km onder Eindhoven.
Aarle Rixtel ligt in
Noord-Brabant boven Helmond.
missive = ambtelijke brief.
tirailleeren = soldaten die in
verspreide orde voortgaan.